Willemijntje van Ens


Huizum, 15 juni 2018, Tjalling van den Bosch
Eigenlijk is Ens als plaats, zoals we het nu kennen, nog zeer jong. Tijdens de tweede wereldoorlog is de Noordoostpolder pas ingepolderd en dus kon Ens ook niet eerder worden opgebouwd!

Daarvoor was de naam Ens verbonden aan het zuidelijk gedeelte van het eiland Schokland, dat in de Zuiderzee (thans IJsselmeer) lag. In plaatsen die aan zee (of in het geval van Ens, in zee) liggen, is er altijd wat te doen; zeelieden komen zich er vermaken na soms maanden op zee te hebben gezeten en ook door de aan- en afvoer van goederen ‘over land’ is het vaak een komen en gaan van mensen die zich er soms ook even willen verpozen. De horeca in dat soort plaatsen is dan meestal een florerende business; het is ook vaak een broedplaats van de meest fantastische verhalen en sages die ook vandaag de dag nog de ronde doen. Meestal over lang, vaak zeer lang geleden; zo ook over ons onderwerp.

Hard leven

Willemijntje Hortensia Maria werd geboren in 1624 en overleed in 1693; ze is dus bijna 70 jaar oud geworden, een hele leeftijd voor die tijd. Ze woonde op Ens (zuidelijk gedeelte van Schokland dus) en verliet het eiland zelden.
Willemijntjes leven was keihard, ze moest zich staande houden in het ruwe leven van de 17de eeuw; haar ouders weer arm, zeer arm. Haar vader heette Johannes Theodurus Maria en van haar moeder is alleen de voornaam Griselda bekend; achternamen had men sowieso niet, daarvoor moest Napoleon Bonaparte eerst nog langskomen.
De bijnaam van Willemijntjes vader was Hannes de Harde en moeder stond bekend als Griezelientje; alleen al door die bijnamen mag het duidelijk zijn, dat het gezin, dat verder nog bestond uit 4 jongens en 6 meisjes, geen warm nest was.
De voorvaderen van Johannes waren noodgedwongen vanuit Frankrijk noordwaarts getrokken (gevlucht), nadat ze het katholieke geloof in het openbaar hadden
afgezworen. Over het hoe en waarom daarover is verder niets bekend.

Willemijntje werd vaak Mientje genoemd (waarom geen Mijntje?) en ze moest maar zien hoe ze dagelijks aan wat eten kwam; maaltijden bestonden gewoon niet in het gezin van Hannes de Harde. Het was ‘ieder voor zich’ in een tijd dat hygiëne nog moest worden uitgevonden. Als je wilde slapen, ging je maar ergens liggen (meestal in wat hooi of stro) en wanneer je je behoefte moest doen, dan deed je dat maar in een sloot of plas water, zeker niet op een droog stukje land en vooral niet te dicht bij het schamele onderkomen, want op warme, droge dagen kon de fermentatie van uitwerpselenbehoorlijk gaan rieken.
Het moge duidelijk zijn, het was geen frisse tijd; maar ach, dat was het nergens op het eiland, behalve dan bij de beter gesitueerden.

Willemijntje werkte zo nu en dan op het land van een boer en anders probeerde ze aan de slag te komen bij vissers; dat het om harde fysieke arbeid ging, deerde haar niet. Ze was niet groot en sterk, maar ze was zeer taai; met haar pezige lijfje verzette ze bergen werk (voor een karig loontje). Mientje zou 7 kinderen baren, van diverse mannen; ze is nooit getrouwd geweest, de mannen waren meestal vlot na de inseminatie weer (voorgoed) vertrokken. Daarnaast heeft ze minstens driemaal een miskraam gehad; daar leek ze weinig emotionele schade van op te lopen, gelukkig geen extra mond te voeden was dan misschien haar gedachte.

Dammen

Willemijntje had al op jonge leeftijd dammen geleerd, van een manke oudoom, die volgens overlevering ook de vader van haar eerste kind was. Dammen kon Mientje als de beste; toen ze wat ouder was ging ze vaak naar gelegenheden waar alcohol werd geschonken (van etablissementen was natuurlijk geen sprake, het waren meer bouwvallen, maar je zat tenminste ‘uit de wind’ en de regen werd ook nog een beetje tegen gehouden.
Nadat de mannen (vrouwen kwamen daar niet of nauwelijks) een paar borreltjes achterover hadden geslagen, daagde Mientje ze uit voor een partijtje dammen om een klein geldbedrag. Ze speelde zeer fanatiek en volgens de verhalen verliet ze de gelegenheden altijd met een paar centjes op zak. Natuurlijk kon ze het zich ook niet veroorloven om te verliezen, want geld had ze gewoon niet. Het maakte haar een genadeloze profdammer; wat er ook gebeurde de partij moest gewonnen worden.
Wanneer de mannen aangeschoten waren, knepen ze Mientje ook weleens in de billen, maar daar reageerde ze dan op als door een adder gebeten, waardoor het daar meestal bij bleef. Niet altijd trouwens, dat mogen we toch gerust concluderen uit het aantal kinderen en miskramen.

Als Willemijntje vroeg op de avond al de nodige centjes bij elkaar had gedamd, dan wilde ze ook nog weleens iemand uit een (iets) hogere sociale kring uitdagen; iemand die dus wel veel geld had (en al een paar borrels op!) en dan ging de inzet natuurlijk omhoog. Ook dan ging ze er, volgens overlevering, vrijwel altijd met de winst vandoor. Dat laatste bracht herenboer Gradus op een idee; deze Gradus was namelijk door een andere herenboer, uit de nabijheid van Zwolle, uitgedaagd om een partij te dammen, met als inzet een os!

Snood plannetje van Gradus

Gradus had de uitdaging aangenomen en de afspraak gemaakt dat de match in Zwolle zou plaatsvinden. Samen met Gradus vertrok Willemijntje op een gegeven moment per boot naar de hoofdstad van Overijssel. Daar aangekomen vertelde Gradus zijn uitdager, dat hij eerst maar eens tegen zijn gezelschapsdame (er wordt gezegd dat Gradus de vader is van één van Mientjes’ kinderen; alcohol kost levens, maar er ontstaat ook vaak nieuw leven door! – maar dit geheel terzijde natuurlijk -) moest dammen, om te zien of hij wel een deugdelijke tegenstander was. De herenboer uit Zwolle lachte schamper toen hij het scharminkel zag, maar was bereid!

Het lachen zou hem echter snel vergaan; Mientje (die een flink bedrag in het vooruitzicht was gesteld door Gradus; als ze won!) damde alsof de duivel haar op de hielen zat. Toen de Zwollenaar probeerde vals te spelen, reageerde ze venijnig; haar getuige (Gradus) stelde haar natuurlijk in het gelijk. Mientje kwam in een gewonnen stand terecht en de uitdager werd zo kwaad, dat hij het bord met een harde klap schoon veegde; het kleine vrouwtje dook angstig in elkaar. De herenboer uit Zwolle stond langzaam op en dreigde nog een klap uit te delen, hetgeen Gradus met een luide schreeuw voorkwam. De uitdager spuwde op de grond, vlak voor de voeten van Gradus en beende kwaad weg. Van een match met Gradus is het toen natuurlijk niet meer gekomen; naar verluidt heeft Willemijntje haar centjes ook nooit gekregen!

Willemijntje leeft nog steeds voort in de contreien rond Ens; haar passie voor het dammen en vooral het fanatisme om een dampartij te winnen worden ook nu nog geroemd. De wil om te winnen zit de mensen uit Ens dan ook in het bloed; 300 jaar later kwam dat ook bovendrijven.

Elfstedentocht op de schaats

In de zestiger jaren van de vorige eeuw groeide in Ens (de plaats; niet meer een eiland dus) een mannetje op, dat klein van stuk was en pezig, en vooral taai, zeer taai (een directe nazaat van Mientje?). Dat mannetje wilde boer worden . . . en schaatser! Dat boer worden lukte hem; in het naburige Leeuwte (vlakbij Sint Jansklooster) begon hij een veebedrijf, maar een vetpot was dat nooit!

Natuurlijk ondervond hij nooit het harde leven dat Willemijntje ten deel was gevallen, maar zeker in zijn beginperiode als boer, moest hij het hebben van zijn taaiheid om te overleven. Die taaiheid kwam hem goed van pas als hij zijn grootste hobby uitoefende, het schaatsen op natuurijs; voor marathons op kunstijs kwam hij te kort. Niet dat ze hem er op kunstijs vanaf reden, daar was het te taai voor, maar een goede prijs schaatste hij op de kunstmatige aangelegde ijsvloeren nooit bij elkaar. Zijn specialiteit was het schaatsen van lange marathons; zijn voorkeur ging uit naar 200 kilometer ploeteren door weer en wind. In 1985 was er eindelijk weer een Elfstedentocht in Friesland; met zijn pezige en taaie lijf kon hij zich in de kopgroep handhaven en wist hij, tegen alle verwachtingen in, de grote favoriet Henri Ruitenberg in de eindsprint te verslaan.
En zo had de Elfstedentocht na 22 jaar weer een nieuwe winnaar; dat taaie pezige mannetje, opgegroeid in Ens: Evert van Benthem. Een jaar later was er weer een helse tocht langs de Friese elf steden; ook nu was de wil om te winnen bij Van Benthem te groot voor alle andere schaatsers. Hij won ook die editie; dat jaar met grote overmacht! Evert van Benthem kwam in 1986, na bijna 7 uur schaatsen, (solo) als eerste over de finishlijn op de Bonke.

Anders dan Mientje nam Evert, na zijn schaatscarrière, wel de wijk (naar Canada, om zich daar als boer te vestigen); gezien recente foto’s (volle gelaat; iets dat Mijntje nooit heeft mogen ervaren) is het hem ‘voor de wind gegaan’ aan de overkant van de grote haringvijver! De plaatselijke sporthal van Ens draagt de naam van de tweevoudige Elfstedenstedenwinnaar (op de schaats), niets herinnert nog aan Mientje; nou ja, dit verhaal dan . . .!

Open Flevoland

Aanstaande maandag begint het Open Flevoland; hopelijk zijn de deelnemers (m/v) geraakt door het verhaal over Willemijntje Hortensia Maria en (haar mogelijke nazaat) Evert van Benthem en gaan ze volop de strijd aan, met als doelstelling: Winnen.
U kunt het toch zeker Mientje niet aandoen, om maar snel naar een vredelievende puntendeling te schuiven!

Dus deelnemers aan u de vrome opdracht; speel het spel zoals het gespeeld dient te worden: Strijd, volop strijd . . .!

Dit vind je misschien ook leuk...